Corona, mensen zo fragiel.
Woensdag 22 april 2020
Ik zie het in mezelf en rondom me. Corona verbindt ons met onze fragiliteit. In lockdownland doen we andere dingen, zien we andere mensen, spelen zich andere verhalen af in onze hoofden. Ik begin er stilaan aan te wennen, dat alles anders is. Haast dagelijks ben ik in gesprek met mensen, mensen die ik van haar noch pluimen ken. Toch vertrouwen ze me hun verhalen aan me toe. Ik luister, en teken. Een mix van woorden en beelden. Scribing, heet dat in het Engels. Een gepast woord in het Vlaams vond ik nog niet. Het is meer dan tekenen, het is meer dan schrijven. Het is een visuele vorm van luisteren. Vluisteren, misschien wel. En dan ben ik dus een vluisteraar.
Ik luister naar mensen en via hen sijpelen maatschappelijke issues binnen in mijn zoom-room. Via eenvoudige dingen als het huiswerk van de kinderen en de dagelijkse wandeling in Brussel centrum. En plots staat daar een tekst. Zo gaat dat tegenwoordig. De woorden stromen. Ik laat ze komen...
De tafel van 6 mag misschien wel gewoon een jaartje overslaan.
Pleidooi voor verbinding en veel vertrouwen. Ze redden het wel, onze kinderen... Ze leren andere dingen nu. Ze leren hoe het is om thuis te leren, hun plan te moeten trekken. Ze zien hoe hun ouders thuis werken, hoe diezelfde ouders aarzelend grenzen leren trekken, hen de Van Dale in handen drukken om zelf het geslacht (m/v/o) van woorden op te zoeken, hen leren hoe ze de scanner moeten bedienen, hen tonen hoe ze moeten skypen met hun klasgenoten, hen resoluut aan het kookfornuis zetten in een beurtsysteem waar dit keer écht geen ontkomen aan is. Ze leren hoe ze zelf hun werk moeten inplannen, bepalen zelf wanneer ze pauze nemen, komen zichzelf tegen, missen de juf soms, hun vrienden en de sfeer, de heldere klassikale uitleg, raken soms in paniek, laten af en toe een traan en gaan dan toch weer door.
Nieuwe eindtermen mogen er komen. Slimme Corona-doelen. Het leerplan mag dit jaar best wel wat soepeler gehanteerd worden. En is misschien wel (nog een keer) aan een grondige hernieuwing toe. Laat ons dus niet knippen in de zomervakantie, laat ons snoeien in de doelen. Immers, snoeien doet groeien, dat leren we van Moeder Natuur.
Naast al het leren dat er gebeurt in scholen is het ook goed om stil te staan bij alle rituelen van groei en ontgroening die er geboden worden. Nu het einde van het schooljaar op kousenvoeten nadert, is het misschien zinvol om een online alternatief te bedenken voor het klaskamp, de schoolreis, het eindejaarsfeest en al wat daarbij komt kijken, het schoolfeest en zoveel meer. Hopelijk kunnen al die rituelen gewoon live doorgaan en kan de groei die onze kinderen de voorbije weken doormaakten weldra ferm gevierd worden!
Want groeien doen ze, onze kinderen. En ze zijn niet alleen. Wij groeien met hen mee. Waar is de tijd dat we heel aarzelend ons eerste zoomgesprek aangingen. Met veel ernst en bravoure. We zijn zes weken verder nu en ik ontwaar meer en meer dat mensen ook stilaan wat speelsheid meenemen in hun online identiteit. Een zotte check-in, een trage check-out, kwaliteitsvolle gesprekken, ruimte voor stilte ook. Ogen die zoeken naar mekaar.
Het doet me wat om te zien hoe we hierin groeiden, samen. Hoe we leren hoe het toch kan, samen. Stilstaan bij wat er wél is, bij wat er wél kan. Een schone leercurve om oprecht fier over te zijn. Meer en meer vinden ook dissonante stemmen hun weg naar het maatschappelijk debat. Essentieel nu we het ook aarzelend durven hebben over exit-strategieën. Bij het bediscussiëren van strategieën lijkt het me zinvol om te starten vanuit de behoeften die bovendrijven. De behoefte aan vrijheid en zelfbeschikkingsrecht bijvoorbeeld. De ferme fundamenten waarop onze samenleving gebouwd is. Liberté, égalité en fraternité, onze Heilige Drievuldigheid. In deze tijden van corona lijken ze vaak voor dilemma's te zorgen. Willen we goed voor onze naasten zorgen dan dienen we ons op te sluiten in ons kot. Een maatregel waarmee je klare wijn schenkt. Makkelijk op te volgen en duidelijk sanctioneerbaar als het moet. Je moet maar in Brussel centrum wonen, op de foute plek zijn en je zal het geweten hebben.
In Brussel centrum rijdt de politie rond met megafonen. 'Beste burger, blijf in beweging.' Ook als u aan een ijsje likt. Ook als u de zon uw gezicht wil laten strelen. Ook als u moe bent. Blijf immer in beweging. In Brussel word je bevraagd als je op wandel bent. Waar gaat u heen? Waar komt u vandaag? Is uw verplaatsing werkelijk essentieel? En bent u daar zeker van?
Essentieel, de kern van het verhaal. Brengt me bij het zelfbeschikkingsrecht waar ik nogal gehecht aan ben. Is het essentieel om op een woensdagnamiddag naar mijn ouderlijk huis te fietsen om in sociale verbinding te treden met mijn moeder? Is het veroorloofd om op veilige afstand van mekaar West-vlaamse liedjes te beluisteren en aardbeien te eten? Als we mekaar mogen treffen in een grootwarenhuis, mogen we mekaar dan ook niet doodgewoon treffen in een doodgewoon huis? Zouden we als bevolking weldra in staat om een ander soort van maatregelen te respecteren? Maatregelen die ons niet dicteren waar we wel of niet mogen komen maar een fragiel fijnmazig netwerk van instructies die ons zeggen welk gedrag we dienen aan te meten bij een onthaaste ontmoeting.
Geen lichaamscontact, een vaste afstand respecteren van een welbepaald aantal centimeters, al dan niet een mondmasker aandoen in bepaalde gevallen en altijd en overal de handen blijven schrobben. Instructies die overal nageleefd dienen te worden, no matter where: in het grootwarenhuis, in de creawinkel, bij de bloemist, bij de begrafenisondernemer, in ziekenhuizen, in kerken, op kerkhoven, in parken, op straat, in tuinen, bij vrienden thuis en uiteraard ook in mijn ouderlijk huis. Natuurlijk moeten we niet zot doen. Geen feestjes bouwen. Daarvoor is het nog net iets te vroeg. Maar heel omzichtig, voorzichtig, vlindervlugge, zachte toenaderingen mogelijk maken. Kunnen we dat als groep? Ik vraag het me af. Verantwoord omspringen met het zelfbeschikkingsrecht dat ons zo heilig is? Is het denkbaar dat mensen daarin geholpen worden, niet berispt. Zou het niet mooi zijn dat mensen daarin vertrouwd worden, niet gewantrouwd. Is er een ondersteunende rol te bedenken voor politie en straathoekwerkers? Niet bestraffend maar bemiddelend. Niet verwijderend, maar verbindend? Niet kinderlijk, maar volwassen?
Zou onze samenleving hier rijp voor zijn? Ik vraag het me af en voel ook hoe fragiel we zijn, als samenleving, als mens en als burger. Hoe sterk we van mekaar afhankelijk zijn, verbonden, als een fijnmazig netwerk, met mazen in het net waar we als slimme Belgen moeiteloos doorheen glippen. Stilstaan in de zon, dat mag als je in de rij staat bij de slager om de hoek. Je kan eindeloos in de rij verwijlen als je dat wenst. En dat is niet bestrafbaar. Misschien mogen de maatregelen net iets fragieler zijn, wat licht toelaten in de duisternis. Ik bevraag mezelf en denk dat ik het kan. We zijn inmiddels goed opgeleerd. We kennen het klappen van de zweep en zien de barsten in de bol. Net daarom houden we het vol.
There's a crack in everything, that's how the light gets in.
Een citaat van Leonard Cohen
En dan is er nog dat troostende liedje van Katrien Verfaillie, als een wollen deken slaat het rond mijn lijf dat snakt naar liefdevol geraakt worden door vrienden. In het West-Vlaams, de taal die me naar huis brengt, naar het nest waarin ik groot werd, een veilige haven met warme handen die goed voor me zorgden. De stem van mijn grootmoeder waait plots de kamer in: 'Kindje, je moeni benauwd zin, komdeke hier'. Ik adem diep en glimlach. Het liedje staat al dagenlang op repeat. Ik ken de tekst al uit mijn hoofd. Zij ook, daar in mijn ouderlijke huis. De aardbeien rood, de zon warm. Vervuld fiets ik naar huis terug.