Corona. The only way out is in.

Corona. The only way out is in.

Zondag 7 juni 2020

(Leestijd: 2 uur! Tenminste, als je ook alle links bestudeert, enkel dus voor de moedigen onder jullie...)

Zoveel is duidelijk. Een wetenschappelijke opleiding in de biochemie, de virologie en de medische wetenschappen is niet te verloochenen. Een loopbaan in de wetenschapscommunicatie al evenmin.

Ook al rondde ik het labowerk af na de verdediging van mijn doctoraat in 2004 en hing ik tien jaar later ook mijn formele jas van wetenschapscommunicator aan de kapstok, het blijft kriebelen. Mijn wetenschappelijk en analytisch brein wordt tegenwoordig haast voortdurend getriggerd. Vooral wanneer er interessante artikelen te lezen zijn die stilstaan bij de complexiteit van wetenschappelijk onderzoek, ik vreemde invullingen van maatregelen zie opduiken in de maatschappij en wanneer ik voel dat nuancering aan de orde is.

De voorbije weken passeerde er bijzonder veel informatie op mijn scherm, het scherm waarmee ik me verbind met de vreemde buitenwereld die nu het leven heet. Het kaf van het koren scheiden, dat is 's ochtends vroeg vaak mijn eerste bezigheid, nog voor ik goed wakker ben. En er is wel wat 'kaf', vooral op sociale media maar helaas ook op de zogenaamde 'objectieve' mediakanalen.

Ik neem je even met me mee in mijn lezen, mijn denken, mijn zoeken van de voorbije weken. Wandel gerust met me mee.

'The only way out in is' - into complexity. Daarmee bedoel ik dus: de enige weg uit de shit, is het omarmen van de complexiteit.

Dit blogartikel is een bescheiden pleidooi voor het onder ogen durven zien van de complexiteit. Laten we er samen induiken, de complexiteit accepteren, de multidisciplinariteit mogelijk maken, de veelstemmigheid verwelkomen en last-but-no-least, het verschrikkelijke niet-weten aanvaarden als 'nieuwe' realiteit van de dag en daar gerust in zijn. Vertrouwensvol de toekomst tegemoet.


Overweging 1: Geduld is een schone deugd

Tegen het najaar hebben we een vaccin! Een leuze die de valse hoop op een verraderlijke manier de wereld injaagt. Ik voel een lichte weerstand opborrelen in mijn brein. Ik begrijp uiteraard wel dat we dat ons verlangen is. Dat we dat willen als mens en als samenleving, opdat we terug kunnen naar die 'normale' samenleving waar we enkele maanden geleden nog deel van uitmaakten. Helaas, zo simpel is het niet. Immers: 'Good science requires time. And a good vaccine definitely does!'

Als het over vaccinaties gaat ben ik eerder nuchter. Vaccins, zijn net als antibiotica, wondergeneesmiddelen bedacht door de moderne geneeskunde. Echter, zorgvuldigheid is essentieel. Elke medaille heeft immers ook zijn keerzijde. Niet elk vaccin is even schitterend, niet elke organisme reageert zoals verwacht en de verhoopte immuunrespons is niet altijd even permanent. Hetzelfde met antibiotica. Teveel van het goede is zelden goed. Immers, we stellen vast dat de overlevingsdrang van bepaalde ziektekiemen is zo groot dat ze soms wel eens veranderen in pathogene ziekenhuisbacteriën, de schrik van elk gerenommeerd universitair ziekenhuis. Wat niet wil zeggen, dat antibiotica en vaccins niet hun waarde hebben. Dat hoor je me niet zeggen. Maar enige vorm van nuancering is wat mij betreft toch wel welkom in het 'rap-een-vaccin-tegen-corona-offensief'.

Nuancering brengen naar de grote massa is natuurlijk niet makkelijk. Zwart-wit communicatie is veel eenvoudiger. Communiceren vanuit de grijze zone is lastig. Als het niet zorgvuldig gebeurt, gaan mensen twijfelen. Twijfel zaait angst. Angst zaait verlamming. En wat dan gedaan?

Tijd, een cruciale metgezel

Om te komen tot een goed vaccin is er tijd nodig. Immers, het ontwikkelen van een betrouwbaar vaccin doorloopt normaal gezien een heel traject. Een traject dat misschien wel iets versneld kan worden als er veel middelen beschikbaar gesteld worden, maar er is nog altijd iets als protocol, dat strikt en waakzaam op te volgen is. Niet elke succesvolle compound komt in de rekken van de apotheek te liggen. Eerst moeten namelijk toch wel een aantal essentiële hordes genomen worden. Het is een wedstrijd in vele rondes. Enkel het medicijn dat in alle rondes wint, kan op een gegeven moment over de toonbank schuiven. Tijd is cruciaal in dit protocollaire proces.

Ik herinner me de periode van mijn doctoraat. Een doctoraat in de medische wetenschappen is 'hands on'. Papers lezen, dàt doe je nà de uren. Maar tijdens de uren, van 9 tot 18u (en vaak ook langer), sta je met beide voeten in het labo. En je handen, die pipetteren. Je zorgt voor cellen, je doet wat nodig is.

Ik cloneerde DNA, maakte virale vectoren, transfecteerde cellen, onderzocht het effect daarvan, telde positieve cellen. En dan begon ik opnieuw. En opnieuw. En opnieuw. Meer dan de helft van de tijd mislukten de experimenten. De clonering mislukte, de cellen gingen dood, de vector bleek toxisch. Het leek wel de wet van Murphy.

Zelftwijfel in laboland

Als vers opgeleide student, een jonge twintiger, bleek ik niet goed opgewassen tegen het het vele vallen en opstaan eigen aan wetenschappelijk onderzoek waarin je werkt met levend materiaal. Mijn mannelijke collega's waren daar meestal nét iets beter in. Niet in het werk zelf, maar ze beschikten schijnbaar wel over een betere resistentie tegen de zelftwijfel. Net als vele van mijn vrouwelijke collega's stelde ik me echter existentiële vragen. Ben ik wel goed genoeg voor deze job? Doe ik iets fout? Is dit écht wel iets voor mij? Een vaakgehoord vragend narratief in het labo. Want tijdens het pipetteren was er wel altijd tijd voor een open babbel, we legden onze twijfels bij mekaar neer, donker denkende doctoraatsstudenten.

Na 5 jaar labowerk, dag in dag uit pipetteren, vallen en opstaan, vloeken en juichen, slaagde ik erin om 3 artikelen te publiceren. Waarvan eentje als (gedeelde) eerste auteur. De regels waren strikt - dat zijn ze nu wellicht nog steeds - pas als je één paper publiceerde als eerste auteur, was je de PhD-titel waardig. Ik geef het eerlijk toe. Het was een lastig parcours. Wanneer ik er nu - vele jaren later - op terugblik was het voor mij extreem lastig om om te gaan met de tergende traagheid van het onderzoeksproces. De zovele mislukte experimenten. De twijfel, de zelftwijfel, de moedeloosheid, de frustratie. Gelukkig was de omgeving warm, de begeleiding hartelijk, de community steunend. Leven in laboland, het leek net een soap. Een bonte boel wetenschappers onder elkaar, intriges, verhaallijnen, roddels, plezier, gezelligheid, liefde en leed, we deelden het met elkaar. En elk doctoraat was een feest, want weer had één van ons het geflikt: de moeizame weg gegaan, dwars door de frustratie heen, de experimenten aan elkaar geknoopt tot een thesis, de zenuwslopende verdediging doorstaan. En dan dus eindelijk, het feest!

Als ik dan in de kranten lees dat we dit najaar al een vaccin gaan hebben, dan flitsen er een aantal vragen door mijn hoofd. Hoe goed werken alle labo's samen? Of zitten we nog altijd vast in het 'survival-of-the-fittest' narratief van Darwin. Wat weten we uit ervaring over het ontwerpen van vaccins tegen enkelstrengige RNA-virussen. Is dat een makkelijk proces of eerder een hobbelig parcours?

Peer-reviewing: sleutel voor betrouwbaarheid

Een citaat dat me aan het denken zette: ‘You’re seeing papers published in the world’s leading medical journals that probably shouldn’t have even been accepted in the world’s worst medical journals.’ Eerlijk? Een lichte vorm van paniek overmeesterde me. En ik dacht: 'If we can’t rely on the quality of the peer-review-process to publish scientific data, then I think we face a huge problem.'

Wetenschappers die momenteel werken aan een vaccin tegen corona, ik denk niet dat dat een rustige 9-to-5 job is. Opgejaagd wild. Immers, er staat veel op het spel. Scholen staan halfleeg en heel wat ondernemers staan op de rand van het bankroet. De kwetsbare systemen in onze samenleving staan onder druk. De meeste wetenschappelijk onderzoekers zijn behoorlijk idealistisch van aard. Ze doen onderzoek om de mensheid vooruit te helpen. Ze zijn gevoelig voor onrecht, voor medisch lijden en doen wat ze kunnen om een positieve bijdrage te leveren in een systeem waarin ze zich zelden thuisvoelen.

Laboland is een Darwinistisch rijk waar de pittige 'publish-or-perish' wet heerst en er een serieuze strijd geleverd wordt tussen labo's (zelfs binnen dezelfde universiteit). Dat verdroeg ik niet zo goed. Daarop fladderde ik op een gegeven moment dat wereldje uit. Maar toegegeven, het zit bijzonder ingenieus in mekaar. Je kan niet zomaar publiceren wat je wil. Heel anders dan op facebook of voor onze machtige mediabonzen, gelden hier strikte protocols en regels. En net die protocols bewaken de betrouwbaarheid van de gepubliceerde data. Als dàt systeem ineenstuikt, dan stuikt alles in elkaar. De basis van wetenschappelijk onderzoek, de essentie van credibiliteit.

Als politiek en media het vuur aan de wetenschappelijke schenen leggen, dan voel ik een bange siddering door mijn lijf gaan. Want als er iets is dat overeind moet blijven, dan is het wel de wetenschappelijke onderzoeksmethode die start met feiten en observaties, nauwkeurige waarneming, herhalen van experimenten waardoor zorgvuldige statistiek mogelijk wordt. Dàn pas kruip je in je pen en beschrijf je je resultaten. In de discussie leg je jouw resultaten naast die van andere onderzoekers, zowel de ja- als de nee-stemmen. En als je start-hypothese dàn nog overeind staat, pas dàn heb je recht van spreken. Pas dàn formuleer je, heel voorzichtig én genuanceerd, je conclusie. Pas dàn stuur je je paper (de draft) op naar een journal, waar een comité van reviewers, eveneens werkzaam in jouw domein (experten dus), jouw woorden screent en beoordeelt. De paper wordt aanvaard of niet. Als hij al aanvaard wordt, volgen vaak nog enkele feedbackrondes. Je wordt weer naar je pipettor gekatapulteerd, het labo in, want vaker dan ooit ontbreken er nog enkele essentiële data. Dan begint het weer van voor af aan. En als je dan al het geluk hebt dat je mag werken aan een vaccin tegen corona, dan zijn er eerst de testen op celcultuur, dan komen de dierproeven, vervolgens een heel scala aan klinische trials en op een gegeven moment is er dan ergens een apotheker die een bepaald vaccin over de toonbank schuift.

Mijn punt is gemaakt: het publiceren van wetenschappelijke data, het gaat niet over 1 nacht ijs. Het ontwikkelen van een vaccin al evenmin.

Hoe betrouwbaar is de informatie die we dagelijks voorgeschoteld krijgen? Er wordt vooral veel gespeculeerd. We weten al heel wat maar er is niet veel dat we écht zeker weten. Onmogelijk. Immers, dit virus is nog maar enkele maanden onder ons. Het werd voor het eerst gesignaleerd op 31 december 2019. Vandaar ook zijn naam: COVID-19.

Lees meer over 'The ugly, complicated, dark side of science'


Overweging 2: Langdurig en consequent meten

De oversterfte in kaart brengen. 

Hoe meer we getallen relateren met andere getallen, hoe veelzeggender ze worden. Pas als we dit gedurende een lange periode op consequente wijze doen, kunnen we de lange termijneffecten van een bepaalde strategie op een wetenschappelijke wijze analyseren en evalueren. 

Het is niet aan de media om aan statistiek te doen, dat is het werk van de wetenschap. Het voeren van gedegen wetenschappelijk onderzoek vergt tijd. Ik kijk dan ook reikhalzend uit naar de relatie tussen volgende parameters: ‘mate van lockdown’, ‘oversterfte’ en ‘antistoffentiters van de bevolking’ - zowel IgM (de early response antistoffen die erop wijzen dat je de ziektekiem net voorbij kwam) als IgG (de antistoffen die verschijnen bij een permanente immuunrespons, datgene waar we op hopen, ook als respons op een vaccin).

Ik weet goed dat ik die informatie nu nog niet kan verwachten. Het is nog veel te vroeg. Dus ik wacht geduldig af. Intussen verdraag ik het niet-weten en supporter ik heftig voor alle mensen in laboland. Voor professoren en post-docs, voor doctoraatsstudenten en masterstudenten, voor laboranten en technici, voor onderhoudspersoneel en secretariaatsmedewerkers, voor iedereen die een bijdrage levert. Want wetenschappelijk onderzoek is een radarwerk en elk schakeltje telt.

 Go go go voor al onze labo’s!


Overweging 3: De logica van het virus

Voortschrijdend inzien toont aan dat het virus zich vooral verplaatst via aërosols en dat dus vooral het verluchten van binnenruimtes essentieel is. Een interessant interview met Maurice de Hond, een Nederlandse data-analist. Mij gaf het alvast inzicht in het belang van leeftijdsdifferentiatie bij het formuleren van een gedragscode.

Waar de hoofdverhaallijn aanvankelijk ging over het vermijden van direct contact met speeksel, neus- en oogvocht, merk ik dat het discours nu eerder gaat over aërosols en het vermijden van het inademen van het virus. De primaire infectiepoort van het virus zijn immers de longen, en niet de mond. Een subtiele, maar essentiële nuance in het corona-narratief.

Buiten - out in the open - is het risico minimaal, binnen is het minder veilig. Culturen die vooral buitenhuis leven lijken bijna niet getroffen. Culturen die binnenhuis leven zijn blijkbaar zwaarder getroffen.

Verluchten dus. Zet ramen en deuren wijd open. In treinen, trams en bussen, in scholen, woonzorgcentra, ziekenhuizen, groepspraktijken en ook in je eigen huis. Laat het waaien! Blijf de cijfers zien in een bredere context, ga weg van absolute waarden en blijf altijd denken in procenten!

Bovendien ben ik van mening dat het stilaan tijd wordt om het maatregelen-denken te verlaten en resoluut te gaan voor een eenduidige gedragscode waarin elke burger zelf zijn verantwoordelijkheid neemt. Een gedragscode die rekening houdt met een aantal primaire parameters: de leeftijd van de betrokkene (ben je 9 of 99?), zijn gezondheidsprofiel (ben je tip top gezond of heb je een stevig medisch dossier?) en zijn behoeften (ben je hulpbehoevend, stervend of sta je veerkrachtig in het leven en kan je wel wat hebben). Een gedragscode dus, visueel gepresenteerd, zodat iedereen het in 1 oogopslag verstaat en niet voortdurend moet nadenken over bubbels en alle daarmee gepaard gaande systemische vraagstukken.

Zwemmen, mag dat morgen al?


Overweging 4: Lange termijn denken en de zorg voor ons klimaat

Het is in lange tijd niet meer zo droog geweest. Het zomert heerlijk maar het is lente. De zomer moet nog komen. Weldra dus een nieuw type van ’maatregelen’ op komst. Maatregelen tegen droogte. Weerom is duidelijk: we botsen tegen de grenzen van onze systemen. 

Het droogteverhaal, komt dat elke dag aan bod in het journaal? De dagelijkse cijfers, de grillige grafiek. De curve die alsmaar stijgt? Opmerkelijk toch. Welke maatregelen lappen we meewarig aan onze laars en welke maatregelen leven we consciëntieus na? Bekijk jij je buurman scheef als hij geen mondmasker draagt of doe je dat enkel als hij zijn sproeier buiten haalt, nog altijd pisbloemen dood spuit, zijn groene gras besproeit, zijn zwembad vult en zijn auto wast?

Opmerkelijk hoe een bedreiging ‘ver vooruit’ radicaal anders wordt gepercipieerd dan een bedreiging ‘dichtbij bed’. Is complexiteit in de verte ‘zien’ dan werkelijk zo ‘lastig’ voor de mens? Ik vraag me af wanneer ‘ver’ voldoende ‘dichtbij’ zal voelen om te leiden tot radicale gedragsverandering van de grote massa en liefdevol lef bij politici. We leerden heel recent dat zelfs de massa effectief in staat is tot radicale transformatie als de overheid dit afdwingt, haar expertencomités au sérieux neemt en hen een doorslaggevende stem geeft in het bepalen van het beleid. Deze strategie heeft zijn succes bewezen. Op lokaal, internationaal én mondiaal niveau. 

Wat staat er ons nog in de weg? Een gebrek aan kennis? Een slapend bewustzijn? Het ontbreken van moed? Het niet kunnen doorgronden van de complexiteit? De angst om open en eerlijk te spreken over lastige thema’s? Of is het gewoon het heel herkenbare uitstelgedrag omdat de berg zo hoog lijkt en de weg zo lang. Simpelweg niet weten waar te beginnen?

Ik zou het ook niet weten. Want elke maatregel schaadt wel iemand. Elke maatregel benadeelt wel iemand. En als mens vinden we het niet fijn om anderen te benadelen. Immers, de meeste mensen deugen. Het vergt een ongelooflijke moed om moeilijke maatregelen te installeren in een samenleving waar vrijheid hoog in het vaandel staat.

Als jij klimaatminister zou zijn, waar zou jij je schaar in zetten? Vliegtuigen aan de grond houden en treinpremies installeren? Het wagenpark volledig elektrisch maken en transportpremies formuleren? Burgers verplichten om hun huizen perfect te isoleren en isoleerpremies uitschrijven? Bedrijven viseren en hen dwingen om 100% klimaatneutraal te worden? Gratis openbaar vervoer? Plastiek weren uit de supermarkt? Zeëen reinigen? Het regenwoud intact laten? Natuurlijke tuinen?

Keuze te over, lijkt me zo. Maar makkelijk is het niet. Ik zou het niet direct weten, hoe je aan zo’n spel begint. Maar ik zou er mijn hoofd wel over breken, als ik die taak zou hebben. En ik zou ook bang zijn, bang om beschimpt te worden, weggelachen door grote spelers, geen draagvlak te voelen voor mijn visie. Dus ja, ik begrijp het wel, dat het maar langzaamaan kan veranderen. Ook al heb ik het liever anders. Sneller vooral. En doortastend. Want het is wél urgent. Misschien iets minder dringend dan Corona. Maar zóveel keer belangrijker. Op lange termijn dan toch.

Mogelijks moeten we ons ook hier niet vergissen door het uitvinden van 1.000 miezerige maatregelen maar gaan voor een gedragscode, die simpel en eenduidig, gaat over alle sectoren en systemen heen. En dan denk ik, die zijn er toch?

  1. Eet bio.
  2. Ageer lokaal - 'think global, act local'
  3. Hou je voetafdruk binnen de perken...

Zo simpel kan het zijn. Drie simpele gedragstips. Of zou het complexer zijn?


Conclusie

Conclusies zijn altijd moeilijk als nuancering aan de orde is.

'The only way out is in' - into complexity.

De enige manier om de problemen te overstijgen - corona, klimaat en alle andere complexe issues - is via het omarmen van de complexiteit, het toelaten van de wijsheid van de groep, alle stemmen te horen en samen te groeien. Een pleidooi voor multi-, inter- en transdisciplinariteit. Laten we samen over de muren van disciplines heen kruipen, laten we muren afbreken, laten we het systeem herschrijven en vooral, de rails herleggen.

Verander de wereld, begin bij jezelf.

Welke bijdrage, groot of klein, kan jij leveren? Ik denk er alvast elke dag over na, over mijn bescheiden bijdrage, terwijl ik kilometerlange fietstochten maak door het Vlaamse land en een bio-sapje drink.

Wat heb 'ik' te doen?

--

De illustratie die hoort bij deze blog is een cocreatief kunstwerk getiteld 'Compartimentalisatie'. Het werk is gemaakt op maandag 16 maart 2020, in het begin van de Corona-crisis, door Anje Claeys en Ineke Hulselmans: mixed media compositie op papier. Markers, potloden en verf. Formaat: 87x63 cm.

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x