Virologie in 1-2-3.

Virologie in 1-2-3.

Zaterdag 24 oktober 2020

Zoals de meesten onder jullie inmiddels weten, haalde ik ergens in een ver verleden een diploma van Master in Virology. Na mijn studies van Biochemie in Leuven, had ik zin om een jaartje in het buitenland te studeren. Het werd de University of Guildford, nabij London en ik koos voor een extra jaar Virologie. Ik had toen net het boek van Peter Piot gelezen, over Ebola in Afrika en was gebiologeerd geraakt door virussen. Vooral de gevaarlijke.

Die interesse begon al tijdens de derde kandidatuur geneeskunde. Man man man, wat vond ik die virale partikeltjes fascinerend. Hun symmetrie en schoonheid intrigeerden me. Imagine this. Een minuscuul partikeltje dat op zichzelf niet levensvatbaar is, maar dat enkel en alleen wordt door in symbiose te gaan leven met zijn gastheercel: de cellen van een plant of een dier, van vlieg tot vleermuis en ja natuurlijk ook de mens. 

Niets mis met symbiose, dat doen wij ook als mens. We leven in een soort van symbiose met de natuur, we oogsten wat, we plunderen wat en af en toe richten we wat schade aan. We hakken wat bomen om, doden wat dieren en roeien en passant wat soorten uit. Af en toe kraait er wel eens een haan maar dat houdt ons niet tegen, we blijven er voluit voor gaan!

De meest succesvolle virussen zijn niet de virussen die hun gastheer doden. Nee, want met de dood van de gastheer sterven ze immers zelf ook. Als virus ben je vooral succesvol als je je gastheer doet niezen of snotteren want op die manier kan je je makkelijk naar een nieuwe gastheer verplaatsen en dus lekker van de éne vijver in de andere springen.

Dat geldt ook voor de mens. De meest succesvolle volkeren zijn niet de volkeren die de Aarde vernietigen. Nee, want met de vernietiging van de Aarde, gaan ze zelf ook naar de maan. Als mens ben je vooral succesvol als je de Aarde niet misbruikt maar vredevol bewoont als gast en rustig van de éne plek naar de andere zwerft terwijl je voluit kan genieten van de weelde en rijkdom van elke nieuwe plek waar je komt.

Ik hoor tegenwoordig nogal wat oorlogstaal als het gaat over virussen. We moeten hen te lijf gaan, en we verklaren resoluut de oorlog. Strijdtaal en arrogantie. Schering en inslag. Stel je even voor dat de Aarde zich tegen ons zou keren en ons de oorlog zou verklaren. Of wacht eens even? Doet ze dat niet? Af en toe eens een straffe tsunami, een onstuimige orkaan, een tochtige tornado, ongelooflijke overstromingen en bange bosbranden? Zou de Aarde boos zijn? Ons te lijf gaan? Woedt er een oorlog dan?

Virussen zijn er in alle soorten en maten. Sommigen veroorzaken relatief onschuldige kwaaltjes zoals een koortsblaasje of een snotneus. Anderen veroorzaken pure ellende: leegbloeden uit al je openingen, hersenschade, blindheid. 

Maar hoe gaat dit alles eigenlijk in zijn werk? Hoe komt dat nu eigenlijk? Wat gebeurt er precies in het lichaam van de gastheer? Ik neem er mijn oude cursus even bij. Geschreven door Alfons Billiau. Uitgegeven door Acco in het jaar 1990. En nee, ik neem er niet de meest recente Fields Virology bij -hét encyclopedisch naslagwerk van de viroloog- ik hou het simpelweg bij die cursus die me toen, lang geleden, in 1992, zo boeide. Want de essentie staat daar helder in uitgelegd, en ik bespaar je liever alle technisch-immunologische details. Dat zou ons wat te ver brengen en dan haken de meeste lezers af, wegens te ingewikkeld en complex.

Ik neem je graag even mee in een brokje virologie. En laat de oorlog voor wat ze is. Duik maar met me mee in een fascinerende ontdekkingsreis over een micro-organisme kleiner dan de cel, kleiner dan een bacterie, mini-mini-mini.

Ik vertel je over pogingen van het virus om een lichaam binnen te dringen én ik vertel je ook over onze natuurlijke weerstand, over hoe onze lichamen zich verweren tegen die curieuze indringers, die ons nodig hebben om nog maar te kunnen bestaan. Onze natuurlijke weerstand dus, want wat mij betreft mogen de maatregelen ook gerust wat meer vertellen over hoe wij ons lichaam kunnen ondersteunen eens het virus echt dichtbij komt, zoals de laatste dagen meer en meer het geval lijkt te zijn.

Een rijk verhaal, veel rijker dan het eenzijdige narratief van mondmaskers en handhygiëne. Let op, voor alle duidelijkheid, ik veroordeel die maatregelen niet. Maar de laaste maanden bekijken we de zaak wat op een eenzijdige manier. We vergeten warempel haast dat we een verdedigingssysteem hebben dat het immuunstelsel heet. Een ingenieuze machinerie, vanbinnen in ons lijf. Dat altijd klaar staat en doet wat het kan.

Hier gaan we.

Deel 1: de plechtige intrede

Via een druppelinfectie die miljoenen virologische partikeltje bevat, duikelt een miniscuul druppeltje je neus in en botst daar op het slijmvlies van je neus. In de neus, dat betekent helemaal niet dat de viruspartikeltjes je lichaam al zijn binnengedrongen. Nee, eerst moet de eerste horde genomen worden. Die eerst horde dat zijn de cellen in onze neus. Er staan haartjes op en ze maken slijmen aan. Daarom dat onze neus diep vanbinnen nooit echt droog is. De haartjes en de slijmen in je neus vormen de eerste beschermingslaag tegen indringers. Bovendien bevatten deze slijmvliezen ook heel wat A-antistoffen, die een virus kunnen afweren als ze het herkennen, als het eerder al eens in ons lichaam langskwam.

In geval het virus de eerste horde overwint en de cellen binnendringt, gebruikt het de machinerie van de cel om zich een eerste keer voort te planten. De nieuwgevormde partikeltjes komen vrij in de ruimten tussen de cellen. Daar botsen ze opnieuw op een tweede horde, want in de intercellulaire ruimten liggen de cytokines en de killercellen op de loer. Ook de fagocyten komen helpen. Zij verorberen de viruspartikeltjes die daar vrij in het rond zwemmen. Het immuunsysteem begint te werken, een ingenieus communicatiesysteem zet zich in werking. De alarmcentrale loeit, iedereen wordt verwittigd, het hele team maakt zich klaar.

Als ook deze tweede horde door de viruspartikeltjes wordt overwonnen, kan het virus zich naar hartelust verder vermenigvuldigen. Het besmet andere cellen in de buurt en via niesbuien bijvoorbeeld kan het virus er ook gewoon weer uitgeniesd worden en andere gastheren gaan besmetten. Het duurt wel even vooraleer het zover is. Eerst moeten dus die twee hordes genomen worden. Pas daarna, beginnen we ons wat ziek te voelen. Milde symptomen. We snotteren, niezen en hoesten. Soms voelen we ons wat zieker. Ziekteverschijnselen als hoofdpijn, rugpijn, zwakte en koorts. Deze laatste ontstaan ten dele als gevolg van de afbraak van onze cellen door de viruspartikeltjes en ten dele als gevolg van de werking van onze eigen cytokines. Collateral damage. Dat moet je erbij nemen.

Deel 2: de bloedrace

Het virus is al even binnen in ons lijf. Via de lymfevaten of rechtstreeks via de haarvaatjes, de allerfijnste bloedvaatjes die er bestaan, bereikt het virus de bloedbaan van waaruit het snel en wendbaar door het lichaam kan reizen en zo passeert het virus ook de lever en de milt. Daar vermenigvuldigen de viruspartikeltjes zich nog eens, massaal. Ze komen opnieuw in het bloed terecht en reizen verder naar hun doelwitorgaan. In het bloed zwemmen ook antistoffen rond. Vaak bieden die bescherming. Ze herkennen het virus en vernietigen het. Word je echter aangevallen door een nieuw virus dan zijn er geen passende antistoffen in je bloed en kan het virus rustig door reizen naar zijn geprefeerd doelwitorgaan, waar hij om de één of andere reden zijn moet: de huid (in geval van windpokken), het ruggemerg (in geval van polio), de lever (in geval van hepatitis) en ga zo maar door. 

Deel 3: de strijd

Het virus is inmiddels al een hele tijd binnen in je lijf. De professionele verdedigingscellen van het lichaam zijn inmiddels aanwezig. De macrofagen presenteren stukjes virus aan het immuunssysteem en er worden antistoffen gemaakt. Er ontstaan A-antistoffen in de slijmvliezen, en er verschijnen antistoffen in het bloed: eerst de M-antistoffen die je tijdelijk beschermen, dan de G-antistoffen die je permanent beschermen. En ook de riddercellen trekken de juiste zwaarden. Een strijd breekt los. Soms kort, soms lang. Het zijn vooral onze riddercellen die het gevecht leveren en de strijd slechten. De antistoffen zijn ook belangrijk maar beschermen ons voornamelijk tegen herinfectie. Helaas verdwijnen die antistiffen soms ook en dan is herinfectie mogelijk. Dat is ondermeer zo voor haast alle verkoudheidsvirussen: de rhinovirussen en ja helaas ook de coronavirussen.

Repeat, repeat, repeat

En zo gaat het elke keer opnieuw, vaak meerdere keren per jaar, elke keer een virus ons lichaam binnendringt. Altijd staan onze cellen voor ons klaar. Vaak merken we haast niets van de strijd en soms merken we het wel. Dan moeten we rust nemen en slapen, want onze riddercellen zetten alles op alles en dat vergt heel wat van ons lijf.

Ons afweersysteem functioneert beter als we 'in onze goeie' zijn, actief zijn, sporten en bewegen, voldoende rusten ook, gezond eten, tijd doorbrengen in de natuur, lachen, spelen en plezier ervaren. Het wordt niet bepaald blij van spanning, stress en angst. En laat het net de angst zijn, die nu zo erg om zich heen slaat, in onze taal en onze besluiten, in onze maatregelen en wetten, in ons denken en doen, in ons doen en ons laten. Het virus en de pandemie woont in ons achterhoofd en komt bij tijden heel erg op de voorgrond. Dat is goed, het houdt ons alert en zorgt ervoor dat we voorzichtig zijn, maar er is ook een donkere kant. Het kan je leven gaan beheersen. En dàt is niet erg helpend, vrees ik.

Laten we elkaar dus vooral blij maken de komende dagen, weken en maanden. Laten we humor zaaien en blijheid uitstrooien. Laten we licht zaaien en warmte ontvangen. Laten we mekaar toelaten in onze levens. Laten we prikkelende vragen stellen aan elkaar. Wat is je lievelingskleur? Welke muziek hoor je graag? Welk boek lees je graag? Wat is je lievelingsfilm? Hoe ontspan je het beste? Welk voedsel is goed voor je? Wat maakt je blij? Wie maakt je blij? 

Laten we onszelf en de mensen rondom ons heerlijk verwennen. Gewoon om onze riddercellen blij te maken. En de mens waarin ze wonen. Zoals de natuur dat ook doet voor ons. De aarde schenkt ons fruit en groenten, de bij geeft honing, de koe geeft melk. De zon geeft warmte, de wind geeft lucht, de wolken regen. En de bomen, die geven ons zuurstof. Zonder dàt, is het gedaan.

Ken je iemand die ziek is of mensen die in quarantaine zijn?
Verwen ze met je nabijheid en je aandacht. De strijd is dan al half gewonnen.

Ziezo. Virologie in 1-2-3. Meer moet dat niet zijn. Vergeet en passant ook je mondmasker niet, was je handen waar het moet en verzorg je naasten supergoed. Dat zal dan het ikoontje zijn van het rode hartje. Of vergaten we dat expliciet te vermelden in onze anti-virologische gedragscode? Misschien is dat wel mijn verzuchting van de voorbije week. Mag er ook wat aandacht zijn voor wat er wél goed loopt? Kunnen we ook banale en basale dingen als 'zorg en liefde' opnemen in de maatregelen? Mag daar ook een ikoontje voor ontworpen worden? Mag dat ikoontje mee op de affiches en op de stoeptegels in de stad? Kunnen beleidsmakers ook spreken over licht en vreugde? Kan onze overheid ook zuurstof geven? Of moet je daarvoor elders zijn?

Tussen de bomen zie ik het bos. Waar de wind ruist en de zon straalt. Waar geen haartje aan de lucht is. Ik adem diep in en roep het uit!

-

De illustratie is een ets die ik maakte in 2006. Ze is geïnspireerd op een afbeeling van HIV, het AIDS-vrius. De titel van het werk luidt 'Fascinatie'. Zie je het virus opdoemen uit de duisternis, rood en fel, zin om te leven? Ets op papier, 2 platen, 3 lagen boven elkaar gedrukt. Formaat 30x30 cm. Lekker donker. Heerlijk om te drukken, deze! Zwart ininkten, rood oprollen en dan nog een andere plaat erover die half ingeïnkt was met witte inkt. Ode aan HIV. Een ingenieus bouwwerk van moeder natuur. Kan heel wat meer dan Corona, want HIV kan binnendringen in niet-delende cellen en kan zich helemaal verstoppen voor ons immuunsysteem doordat hij beschikt over een straffe truuk. HIV kan namelijk zijn erfelijk materiaal integreren in het DNA van de gastheercel en daardoor blijft het permanent aanwezig zonder dat onze riddercellen dat kunnen zien. Slim hè? En straf vooral.

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x